DE GESEL DE VEER
Op het omslag van mijn editie van C. Buddingh's Lexicon der
poëzie staat een prent van Carl Spitzweg getiteld Der arme Poet.
Zij toont een armoedig ingerichte zolderkamer waarin een dik
ingepakte dichter onder een paraplu, vanwege de lekkage, bezig
is een vers te componeren. Het is het traditionele beeld van een
dichter: straatarm, eenzaam en bij voorkeur ook nog eens ge
zegend met een buitengewoon ongelukkige jeugd. Het beeld
waaraan de veelzijdige dichter C. Buddingh' in ieder geval niet
voldoet. Hij was niet straatarm, ook niet rijk, maar toch zeer
wel in staat een behoorlijk huis in de Dordtse Bankastraat te
bewonen. Hij was niet eenzaam, maar gelukkig getrouwd met
een mooie vrouw en hun twee zoons zijn uitstekend terecht
gekomen (de jongste onder andere als vertaler van de Harry-
Potterboeken). Hij had ook een, naar eigen zeggen, maar er
is geen enkele reden om eraan te twijfelen, gelukkige jeugd.
En dan toch een bundel schrijven als Het houdt op met zachtjes
regenen, verschenen in 1976, een boek dat ik beschouw als het
hoogtepunt van Buddingh's poëzie.
Het houdt op met zachtjes regenen is het zoveelste bewijs dat het
idee dat een slechte jeugd, armoede en eenzaamheid bepalend
zijn voor een groot dichterschap, berust op een vooroordeel.
Het is een bundel waarin de grote thema's van het leven, liefde,
dood, verlies en het onverbiddelijk voortstormen van de tijd,
allemaal aan de orde komen en waarin Buddingh' een groot
meesterschap toont. De bundel, die uiteenvalt in drie delen,
odes, gedichten gericht aan andere schrijvers en in memo-
riams, kenmerkt zich door een voor Buddingh' typerend
parlando, waarin het opvallende stemgeluid van de dichter
sterk meeklinkt. Het is een stijl waarmee je voorzichtig moet
zijn. Buddingh' beheerst hem tot in de puntjes, bij veel andere