dichters, ik behoor daar ook toe, is het resultaat niet zelden desastreus en wordt het hinderlijk gebabbel. Het indrukwek kendst zijn de in memoriams, omdat daar het drama dat uiteraard ook een rol speelde in het ogenschijnlijk zo gelukkige bestaan van de dichter, krachtig aan de orde komt. Kort na de Tweede Wereldoorlog bracht Buddingh' lange tijd door in het sanatorium Zonnegloren, wegens een ernstige vorm van long- tuberculose. Hij overleefde omdat net op tijd een nieuwe ope ratieve behandeling tegen deze slopende ziekte werd uitgevon den en leefde, zoals hij zelf stelde, sindsdien on borrowed time. Zijn traumatische sanatoriumervaringen heeft hij lange tijd verdrongen, maar in 1978 kwamen zij met overweldigende kracht bij hem boven. Dat was enkele weken nadat W.F. Hermans zijn infame aanval op Buddingh' deed in het NRC- Handelsblad. De inzinking die hij kreeg en die hem enkele jaren beletten om productief te zijn, is direct te herleiden tot deze trauma's en heeft niets te maken met het geschimp van de Grote Nurks in de Nederlandse letteren. Ik herinner mij dat Buddingh' de dag na de publicatie van Hermans' aanval een mooie schaakpartij speelde aan het eerste bord van het team van Bobby Kinghe, waarin ik bescheiden aan het vierde bord zat, en dat hij absoluut niet aangedaan was door het stuk. Wel opmerkelijk is dat Buddingh' twee jaar daarvoor in zijn in memoriams enkele prachtige gedichten wijdt aan lotgenoten in het sanatorium, zonder dat dit tot geestelijke turbulenties leidde, althans daarvan blijkt niets in zijn dagboeken. Dat Buddingh', doorgaans de vriendelijkheid en mildheid zelf, ook een andere kant in zijn karakter bezat, blijkt uit de laatste strofe van zijn ontroerende gedicht In memoriam Beertje van M [e weet, Beer, ik ben een vredelievend mens, bijna even vredelievend als jij was, die net als ik, geen mug ooit kwaad zou doen, maar soms, als ik weer aan je denk, heb ik de neiging om een machinegeweer te stelen, de straat op te rennen en domweg tussen al die vadsig-blozende gezichten links en rechts om mij heen te knallen en luidkeels uit te krijsen: 'Daar! daar! daar! voor wat niemand Beertje heeft aangedaan!'

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 56