Onder 't net en vlot gesprek, dat mijn hoofd, met bruine hoed met de gastheer voeren moet, denkt mijn hele ziel: verrek! - Maria Vasalis, 'Drank, de onberekenbare' We drinken appelbloesem vruchtenthee, verzaken grote onderwerpen, maken grapjes, eten koekjes met een vorkje. Russisch zout vliegt alle kanten op, geeft mijn gezicht een wit, mat masker - op mijn lip, de zoete poedersuiker, en mengt framboos- en bessenbloed. Mijn rode oorlogskleuren staan geverfd in kinderlijke vingerveegjes maar ze zien het niet. En de fruitsla is geweldig, zo puur vermengen die rijpe kleuren in een porseleinen schaal. Haar zilveren guirlande-ringen tikken verschrikkend tegen het bakje, vragen aandacht zonder reden - nee, olijfbrood zei je dat het heet? Wat leuk dat jij ook kookt. Was het sieraad maar een zegelring dan konden we vanmiddag stempelen in kaarsvet en de envelop bewaren in de linnenkast. Zijn tanden laten wortels knakken, knappen, om hun lotgenoot-in-stukjes klappen die het net iets langer uitgehouden had. Die dag, ik weet niet eens meer welke, dat ik volwassen werd... Ik hoorde iets raadselachtig knarsen, fontanellen in elkander klikken, verhalen plots wel bij me passen, maar niemand die het zag.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 59