Onder 't net en vlot gesprek,
dat mijn hoofd, met bruine hoed
met de gastheer voeren moet,
denkt mijn hele ziel: verrek!
- Maria Vasalis, 'Drank, de onberekenbare'
We drinken appelbloesem vruchtenthee,
verzaken grote onderwerpen, maken
grapjes, eten koekjes met een vorkje.
Russisch zout vliegt alle kanten op,
geeft mijn gezicht een wit, mat masker
- op mijn lip, de zoete poedersuiker,
en mengt framboos- en bessenbloed.
Mijn rode oorlogskleuren staan geverfd in
kinderlijke vingerveegjes maar ze zien het niet.
En de fruitsla is geweldig, zo puur vermengen
die rijpe kleuren in een porseleinen schaal.
Haar zilveren guirlande-ringen tikken
verschrikkend tegen het bakje, vragen aandacht
zonder reden - nee, olijfbrood zei je dat het heet?
Wat leuk dat jij ook kookt.
Was het sieraad maar een zegelring dan
konden we vanmiddag stempelen in kaarsvet
en de envelop bewaren in de linnenkast.
Zijn tanden laten wortels knakken, knappen,
om hun lotgenoot-in-stukjes klappen die het net
iets langer uitgehouden had. Die dag,
ik weet niet eens meer welke, dat ik volwassen werd...
Ik hoorde iets raadselachtig knarsen, fontanellen in
elkander klikken, verhalen plots wel bij me passen,
maar niemand die het zag.