CAGLIOSTROS
GROOT POPPENTHEATER
22 1
(O
Ik ben niet groter dan een jongen. En helemaal van hout. Ik
word Harlequin genoemd. We vormden een duo: Punchinello
en ik. Ik kan dansen, schermen, spelen op mijn harpsichord en
qj springen als een acrobaat. En dat allemaal zonder dat er touw-
JJ tjes aan te pas komen. Samen traden wij op, de twee houten
broers; Punchinello sloeg, ik bukte, hij schopte, ik rolde over
het toneel. Ik was niet gewend voor mezelf te denken: mijn
hele spel bestond uit reactie. Maar het publiek was dol op onze
grollen.
Sinds we niet meer rondtrokken woonden we met onze maker
en de andere poppen in een huis in het East End. Het was een
huis met een werkplaats en een klein toneel waarop we slechts
een keer in de week optraden. Het huis was niet groot, maar
we hadden er veel meer ruimte dan in de wagen waarmee we
met zijn allen door Europa hadden getrokken. In het huis had
Cagliostro een aparte slaapkamer, maar hij viel nog steeds aan
zijn werkbank in slaap, net zoals hij dat in de woonwagen ge
daan had. Sommige dingen veranderden nooit.
Wij poppen leefden als een knus gezinnetje in de kleedruimte
achter het toneel. We waren met zijn vijven. Collodi, met zijn
krakende gewrichten en zijn slechte humeur, was de oudste
van ons. Een mottige, muffe marionet voor wie alle taken te
veel waren. Collodi die niet meer met de rest van ons optrad,
omdat hij zijn tekst vergat en struikelde wanneer hij moest
dansen.
Als Collodi de vader van ons gezin was, dan was Miss Rose de
moeder, maar waar hij oud en mopperig was, bleef zij mooi en
fris als de bloem waarnaar ze vernoemd was. Haar porseleinen
gezicht was tijdloos en ze camoufleerde eventuele barstjes zorg-