Mijn vader heeft Michiel de Ruyter goed gekend. Toch zeker tot hij acht of negen was sprak hij dagelijks zijn bronzen vriend toe die zo koppig richting Chatham bleef staan kijken. Tot hij moest komen eten. Zinkwit de avond het westen. Later had hij het zachtjes over willen van legendes. Dat haren van dapperen harder kunnen wapperen. En dat zeelui graag op maandag uit vechten gaan, omdat ze dan nooit bang zijn. Perspectief dat verspringt. Matrozen moeten varen. Aan wal wankelen ze toch in leegte maar rond, als leerlingen zonder meesters. Liever ruim sop. De hogeschool van het bloed, zomers in die sneller dan thuis gaan. Hij zei voorts dat hij ze zo zag passeren. Zingend op hun boten tot hun admiraal uit volle borst, en scherend langs een boulevard waarop geen beeld nog. De zee is wild, de zee is zilt, de zee is nooit gesloten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 19