waren, maar die uiteindelijk, moet je toegeven, natuurlijk wél de jouwe waren. Dwingende omstandigheden! Rekening hou den moest je. De noodzaak van het compromis, het financiële plaatje, de kinderen - met wie je eigenlijk geen band hebt, evenmin als met je ouders, dood of levend. Je hebt eerlijk ge zegd de pest aan bijna iedereen, op zijn best laten de meeste mensen je onverschillig en je weet dat jij hun ook geen zier kunt schelen. Al decennia, of zolang lijkt het tenminste, lig je over deze dingen te piekeren naast een al of niet geliefd per soon die je uiteindelijk niet kent; en de kop die je 's avonds aanstaart in de spiegel lijkt óók steeds meer die van een vreem de. Misschien heb je geluk en zit je straks achter het raam van de aanleunwoning, één van de overlevenden; weliswaar alleen want iedereen is dood of in onmin; je wordt steeds immobieler en verlangt wrang naar de activiteiten en de dingen die je je van vroeger herinnert. Jammer alleen dat je minder dan ooit op je geheugen kunt vertrouwen. Hoe minder tijd je hebt, hoe meer je er tenslotte van wilt verslapen. Maar zover is het nog niet! Je hebt nu nog het medicijnflesje van je persoonlijke mythe op je nachtkastje, het levenselixer dat ervoor zorgt dat je schild, ook al is het 't zinken deksel van een wasketel uit de jaren vijftig, vanzelf aan je hand glijdt, en dat je Rossinant elke ochtend gelijkmoedig de kop door je raam steekt, al kan het dier de beperkende teugels van je inzichten missen als kiespijn. Zolang dat trouwe paard, je lichaam, je als vanzelfsprekend ten dienste staat gaat het om niets minder dan de instandhouding van je ingesleten illusies of, vriendelijker gezegd, je zingevingsmodellen. Je gelooft nergens in maar moet zelf wél een miniatuurgodje zijn, om tussen jou en het uitzicht op de Grote Afgrond je eigen geïnflateerde maakseltjes te stel len. "Het schijnt dat niemand van ons meer kan doen dan iets vorm te geven - een voorwerp of onszelf - en dat in de ver warring van de dingen te gooien, het, bij wijze van spreken, te offeren aan de levenskracht," schrijft Ernest Becker aan het eind van zijn onthutsende meesterwerk De ontkenning van de dood: de ingeboren vrees voor de dood als drijfveer van het menselijk handelen (1973), verschenen één jaar voor zijn eigen ontijdige dood op 49-jarige leeftijd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 18