TANGA DOMBURG w Een bos. In de verte, links achter de heuvel, brandt het bos. De lucht trilt; de hitte van het vuur verhoogt de reeds aanzienlijke zomertemperatuur. In de voorgrond snijdt een lange baan asfalt het landschap in twee, slingert zich dan rond de heuvel omhoog. Aan de rand van het asfalt loopt een kind, één arm over de weg gestrekt, de duim omhoog. Het is niet duidelijk of het een jongen of een meisje is. In het dorre gras grazen twee schapen; een derde schaap ligt op de rug, de poten strak de lucht in. Een enorme gaai vliegt spottend op. Dit schilderde Ivan Kvam met wilde haren. Later, in zijn vroege periode, al helemaal los van de academie, schilderde Kvam zintuiglijke waarnemingen. Mijn zuigelingen, zei hijzelf. Gras, bijvoorbeeld. Hij kon een jaar lang met gras bezig zijn. Wandelend verzamelde hij in een linnen tas het gras dat hem onder de voeten kwam: dor, gemaaid, lang, groen, geel - het werd beroken, gekauwd, hij trok er thee van en sliep er op, in, onder. Een bundel grasgedichten lag paraat op zijn eet tafel, en in het atelier, in het binnen, schilderde hij gras op 4x6 doeken, tekende gras op een lucifersdoosje of brandde de oogst van een wandel op hout. Als het maar gras was. Het gras is een voorbeeld. Er waren seizoenen waarin hij met steen en steentjes werkte: hun massa en temperatuur, corrosie, het tactiele genot, het stapelen. Ook deed hij veel met geuren. De ogen gesloten kon hij minutenlang een appel besnuffelen, een krant, machineolie, touw, roggebrood, een plastic emmer, nat zand. Hij transformeerde de geuren op doek tot kleuren en vegen. De oliedoeken hadden, zou later blijken, de langste adem. Olie bestendigde zijn draai het best. Signeren deed hij bij hoge uit zondering en enkel verso. Maar zijn zuigelingen verkochten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 33