niet. Schulden ontwrichtten de balans, en na vijf jaar werken vervloekte hij de redegevende elementen van zijn kunst. Kvam sloot het atelier en koos, Ismaël gedachtig, zee. Twee jaar klotste hij voort op een bokkenvisser. Toen hij het niet langer hield betrok hij een ruimte bij Domburg. Daar schil derde hij vis, schilderde bezeten de zilveren lichamen die twee jaar Noordzee tot een geestesoog hadden gebrand: doeken doodsnode kabeljauw, krioelende vissenogen, zongeprengde schubben, zingende vinnen; strijd, zilver en zee zwommen van de doeken af, maar nooit illustratief. Soms deed hij één enkel visje, happend naar lucht, zoals de mensen de vis kennen. Als het maar vis is, mompelde Kvam, vis was, vis komt. Deze doeken werden zilverlingen: hij kon er van eten, een broek kopen, de huur betalen, doorwerken. De kracht van de visdoeken, de verkoopkracht, bestond in een foef waaraan hij bij zijn zuigelingen nooit had willen toegeven, maar waartoe hij in Zeeland eieren voor zijn geld koos: titeltjes. Gelukkig werd dit zwichten door Kvam zelf niet ervaren als een bukking. Hij bekende zelfs plezier in de foef te vinden en ruim tijd te wijden aan de woording. Hij sloot vriendschap met een naburig graveur en liet de woorden op zilverplaatjes van 8 x 0,8 griffelen. Deze monteerde hij middenonder op door hemzelf vervaardigde lijsten van ebbe, voor de lichte doeken, of, voor het donkere werk, berk. Ebbe kreeg een zwarte onderkast op helder zilver, berk een witte op gemoffeld zwart, en de on kosten lieten zich rap terugverdienen. De Gentse catalogus vermeldt de volgende titels: 1 woestleven met rog en citroen 2 ontij in de ogen van visvader 3 het wondere baren van de vissersweduwe 4 windzaaiers, doggersbank, eind april 5 garnalen zonder angst voor vangst 6 kut en kuit, ut en uit, met en immermeer 7 vriesregen op buitrug even na zonsopgang 8 macht aan de verbeelding 9 havelaar met gezwollen paling 10 paaigeld van een pitvis, mannetje 11 gewone vinvis los van het water 12 zeeschuimende andrea net uit net

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 34