meer bij de titel gezeten dan bij het plaatsen van de verf.
Enkele dagen eerder had de graveur hem een prachtboek op
gedrongen, en nadat Kvam het had doorgebladerd bleef iets
hangen: 'Koffiehuisknecht in harmonie met alles en ieder'. Hoe
was dit in te passen? Bij welk doek kon hij het voegen? Of doek
voegen naar, scheppen naar, de titel? Hij baadde in kunstlicht,
schonk ketel jenever, verbeeldde koffiehuisknechten van
Dickens tot Fellini tot Breughel tot Bordewijk, maar kon er
geen doek bij denken. Het woekerde. Het vatte geen slaap en
jeukte zijn kunstkop. Het verrijkt de elektriciteitsmaatschappij,
niet mij, noteerde Kvam in het dagboek voor hij zijn bed in
zwalkte: hoe koffiehuisknecht, hoe alles en ieder, hoe ver en
verder, hoe dichtbij, bij mij, en er.
Bij het opstaan gaf hij zichzelf een vrijersdag, besloot af te
lopen naar Middelburg, naar uitspattingen en jonge bardames,
naar wie weet wat voor inspiratie, invallen, buitenlucht en
daaropvolgende diepgezonde vroege slaap. De ochtend had
goud in de mond en Kvam handelde zoals hij bedacht had, met
grastas. Ik liep met hem mee. De wind was ons goed gezind, die
dag: het woei zonder opboksen en werd meegedanst door
blozende molenaarsdochters, kakelvers fietsbellend en gul met
wapperende rokken, lange blanke benen stevig geboetseerd.
En dan was er ook nog zon en fluitekruid en brood met kaas.
In de stad met de oude rechten was hij rijk en telde munt uit
voor een Schotse kabeltrui, en, na veel afwegen en langdurig
overleg met mij (ik wist nu zeker dat hij mij daarom voor deze
tocht uit bed had getrommeld) een radio-ontvangtoestel uit
het vervloekte Eindhoven. De trui kon in de tas, het toestel
werd later opgehaald. Na de zaken kon Kvam het gaan vieren:
hoewel niet echt arbeid was het toch gedaan, en de atmosfeer
van de molenaarsdochters was stendig, kort na twee. In De
Jager, een uitspanning die hij 's nachts voor ogen had gehad,
plofte Kvam zijn grootste boodschap en kwam tot rust met
koffie vieux, duizelmoe van de vormen, kleuren en patronen
die hij tot dusver, die dag, had opgezogen en had bedacht te
willen schilderen. We werden bediend door, alweer, een mole
naarsdochter, en een half uur later ging ik naar mijn werk.
Kvam bleef hangen, en daar, die middag, leerde hij Naomi
kennen. Ze stapte het café exotisch binnen, soepel gracieus,