sommes nous? Oü allons nous?' Het was niet belangrijk, maar
toch wilde ze het in het Frans hebben. Kvam was voorbereid en
deed de doeken in vertaling. Ze knikte ja ja, ja ja. Ha ha. Nu
heet ik in een schilderij. Ze rilde, had lichte koorts. Er was geen
aspirine maar grogs doen meer wonderen. Diep na tienen liet
ze hem haar tangavariaties horen, fuck de gemeenschap. Ze
waren klaar voor de winter.
Eens kwam ze thuis met een ziek konijn en eens met een
geteerde meeuw; anders met zeegesleten hout of flessenpost.
Kvam zorgde voor scholletjes, kruidenbitters, vrolijke noten,
een wufte rok, kachelhout. Die winter had ik zelf kennis aan
Alia, een Kaukasische vluchtelinge met wiskundeknobbel. Op
zaterdagmiddagen gingen we steevast naar het atelier, deden de
kook, de bak, of de rook, als er paling was, om en om bij toer
beurt, en vierden het vooruitzicht van de rustdag tot in kleine
uurtjes met diverse alcohol, tabak, worsten en kazen, en een
eindeloze reeks kaartspelen; klaverjas, canasta, bridge, poker,
pesten, pandoer, hartenjagen. Om de knobbels te smeren
begonnen we meestal met bridge en laat in de nacht werd het
pesten of poker, om af te blazen op individueel niveau. Ik zou
een film kunnen maken over die avonden aan zee, die winter,
onze wandelingen aan het strand met de bokser, over de
goocheltrucs met speelkaarten waarop Kvam en ik doorde
weeks heimelijk oefenden om er de meiden en elkaar op zater
dagavond mee te verbluffen en waarvan we de bronnen zwaar
geheim hielden: Bossevoix, de antiquaar, had er een extra
handelslijntje voor opgezet. Maar Kvam?
Kvam bloeide blozend als een kind dat zijn fiets eindelijk
meester is, ook met losse handen: kijk! Ja maar dat mag niet
van de politieagenten. Dan ben je een gevaar, dat is hybris, het
woord zegt het al. Ja maar kijk! Niks te jamaren: handen aan
het stuur en doorwerken, alles is maar voor even. Voor even? Ja
Kvam, lees maar. Heel even.
Het was, het werd, de winter van wat hij zijn eerste 'titelingen'
zou noemen. Aangevuurd, beregend en gezegend door Naomi's
zeestormende zonvariaties vulde hij zijn doeken lustig als een
schoenmaker die zich niets anders wenst. Met keelklanken en
boventonen lijnde hij zijn composities naar vlakken en kleuren
die dorstten naar titeling, naar duiding voor de blinden. Hij