wist niet van mijn verjaardag. Ik dacht dat hij rilde vanwege
de temperatuur die die dag met vijftien graden omhoog was
geschoten, maar dat was het niet: hij had een halfje ketel mee
genomen om naar de plaat te luisteren. Toen de naald op het
vinyl rustte kreeg Kvam brokken in zijn keel, sloeg helemaal
dicht. De bokser reageerde niet, maar grote grofbehaarde Kvam
begon te grienen als een kind wiens fietsje ze gesloopt hebben
en vroeg na afloop of ik kant 2 nummer 3 nog een keer wilde
draaien, 'Tanga Domburg'. En daarna nog een keer. Dat zijn wij
samen in elkaar, zei Kvam. Daar ben ik het meest mezelf; was ik
het. Ik hoor het. Nu ik het weer hoor is het voorbij, maar op
een andere manier.
Dat was het laatste dat ik van Kvam hoorde, direct uit de
mond. Dat voorjaar vestigde ik me blijvend in Haarlem. Kvam
doekte het atelier op en betrok een visserswoning in Bretagne;
het geld was geen probleem meer, en de rompslomp kon hij
laten regelen. De radio wilde hij niet terug, niet als object en
ook niet als souvenir.
Vanaf Bretagne tekende hij louter woorden, zijn denksels, met
zwarte Japanse inkt op witte A4 vellen: schrijfschilderen, schil-
derschrijven, betekenen, met of zonder schreven, omschreef hij
het proces. Hij schreef, bijvoorbeeld, met zilverende haren:
Een bos en een bries. In de voorgrond strooit een zandpad het
landschap in twee, slingert zich dan rond de heuvel omhoog.
Aan de rand van het pad huppelt een kind en het zingt van
de kleine springer in het land die stampte met zijn voet en
zwaaide met zijn hoed. In het malse gras grazen drie schapen.
Een gaai vliegt schaterlachend op en neer.
Honderden kilometers oostwaarts woonde een veelschrijver die
minder schreef dan hij gewend was. Het vloeide niet meer zo
makkelijk en hij rommelde vaker in laatjes en dozen dan nodig
was. Hij twijfelde, niet aan zijn talent maar aan het herschep
pende vermogen van zijn publiek, aan de grenzen van hun
inbeelding en geduld. Hij zocht een punaise en dacht: ik tik
duizend woorden om te duiden hoe die oude vrouw sterft, in
het bos, in de sneeuw, verlaten. Ze riekt naar vodka en roept
om God en die ene zoon van haar die nog leeft. Soit. Dat, dacht