Hij richt zijn blik kortstondig op de man in de regenmantel. Die man verwacht een storm. De regenmantel is van goede kwaliteit. Een ouderwetse regenmantel. Van een soort dat nu niet meer gemaakt wordt. Details zijn altijd klein, niemand herinnert zich ooit grote details. Het toeval heeft alleen maar geleefd in de plooien van de geschiedenis en zelden in het volle daglicht. Ziekte overvalt ons omdat het lichaam noch de geest nog in evenwicht gehou den worden. De stad - de enige plaats waar de mens zich nog veilig voelt en waar hij thuis is - vergeeft niet langer de achte loosheid waarmee de mens zijn omgeving behandelt. Het is de stad die echter lichaam en geest ontregelt - tussen verlangen en opoffering - en daardoor de mens ziek maakt. Alles valt uiteraard uiteen, als verse verf onder een regenvlaag. Op zo'n moment is geen mens nog in staat de stad te begrijpen. Zolang de man in de donkere regenmantel het café niet verlaat, kent het leven van de andere aanwezigen geen rust. Ze gaan zichzelf immers vragen stellen. Ze vragen: waarom is deze man hier, en wie is hij? Twee vragen die nauw met elkaar verbonden zijn. Ze vragen: is hij hier per toeval of mogen we van hem een opzettelijke daad verwachten? Is hij het soort man die met zijn aanwezigheid alleen onheil brengt? Het valt hen misschien op dat zijn aanwezigheid samenvalt met de berichten over hevige regens en overstromingen, zoals ze die nu op de televisie zien. Het valt hen op dat de regenmantel nat is, of op z'n minst vochtig, hoewel het buiten droog is. Het valt hen op dat de man zijn aandacht beperkt tot dat televisietoestel, en geen belangstelling toont voor de aanwezigen. Vanwege de mantel die hij draagt is het in het café vochtiger geworden, en klammer. De tweede vrouw, niet de geblondeer de, heeft de man met de regenmantel aandachtig bekeken, met achterdocht in haar blik, een achterdocht die ze voor iedere vreemde overheeft. In haar oppervlakkigheid is er echter slechts ruimte voor twee of drie categorieën van mensen, en deze mens verhuist meteen naar de categorie van de onaanspreekbare. Daar hoort hij volgens haar thuis, en daar zal hij ook niet meer uit ontsnappen. De man zelf deert het allemaal niet: hij lijkt zich van de vrouw niet bewust. Misschien is er wat hem betreft niet eens een categorie waarin hij haar kan onderbrengen. Zo

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 58