tijd thuis zijn, en geen andere vrouwen. In het huis en in de
tuin kunnen werken, en niet haar aan het hoofd zeuren. Het
zootje dat hier over de vloer komt, daar heeft ze geen bood
schap aan. Mannen die in het café hangen bieden haar geen
toekomst. Ze zou zelf zo'n etablissement willen beginnen, een
tearoom zonder alcohol, een zaak met standing, net iets voor
een vrouw met klasse zoals zij. Want hier - wat doet ze hier?
Hier komen alleen maar venten die haar begluren. Die allerlei
dingen van haar willen die ze niet wil geven. En ze is geschei
den, ze heeft twee kinderen om voor te zorgen, met haar
bescheiden loon - al krijgt ze natuurlijk een aanzienlijke brok
alimentatie van haar man, maar dit is niet voor haar, dat is
voor de kinderen. En ze kijkt op naar de man in de regenman
tel, de natte regenmantel, de man wiens gezicht haar herinnert
aan iets waar ze niet aan herinnerd wil worden.
De oude man weet dat hij er beter aan zou doen op te staan en
het café te verlaten. Niets houdt hem nog hier, zeker niet de
halfslachtige hoop die hij zichzelf ongetwijfeld heeft ingepraat,
en die uit een droom afkomstig is. Het is tijd om te vertrekken,
dringend tijd zelfs. De televisie heeft het alleen nog maar over
de regen. Verscheidene steden worden door het wassend water
bedreigd. Rivieren en stromen zwellen onheilspellend aan, dij
ken breken door, huizen en pachtdieren worden meegesleurd.
Niets weerstaat de kracht van het water. Water is meer vernieti
gend dan vuur. De wereld zal opnieuw aan een zondvloed ten
onder gaan. Het zal geen propere, geen zuiverende ramp zijn.
Vuur is in staat tot zuivering, water daarentegen is vervuilend.
Water is levengevend maar is tegelijk verantwoordelijk voor
ziektes en dood. Vuur kent geen compromissen: het vernietigt
alle leven maar brengt ook orde in het universum. Een lege
orde, dat wel. Daar waar het vuur passeerde is er geen leven
meer, en evenmin de mogelijkheid tot leven - voor een heel
lange tijd. Daar waar het water passeerde is er verrotting, en
iedereen weet dat verrotting de belofte inhoudt tot nieuw leven.
Waar zonet nog een man van een bouwbedrijf zat, zit nu nie
mand meer. De plaats aan de toog is verlaten. Morgen zal die
plaats wel weer ingevuld worden, maar niet meer vandaag.
Vandaag getuigt de lege plaats aan de toog van een afgebroken
aanwezigheid die zelfs niet met de kennis van een naam kan
worden ingevuld worden. Niemand echter herinnert zich de