structuur en inhoud lijkt te hebben. Of dat - om de zaak dui
delijker te maken - op eenzelfde manier structuur en inhoud
lijkt te ontberen. Maar ook dat is niet correct en zelfs helemaal
onterecht, want het water aan de voeten van de man heeft
diepte, en omdat het diepte heeft (zo oppervlakkig gezien maar
enkele centimeters) heeft het ook betekenis. Het heeft beteke
nis vanwege zijn onwelvoeglijke diepte, die onmeetbaar is (of
dat alleszins lijkt) en het gevolg van een aantal onwillekeurige
gissingen bij de al dan niet hypothetische toeschouwers. De
man zelf nu, die besteedt geen aandacht aan het water. Hij staat
met zijn zware laarzen middenin de plas, en de oplettende
getuige wéét dat die plas maar een vingerdikte diep is (wat
nauwelijks telt als diepte), maar zo lijkt hij een messias of een
tovenaar die over het water kan wandelen. Een capaciteit die
hij zeker niet bezit. Zijn onverschilligheid ten overstaan van
het hele fenomeen maakt echter het water nog mysterieuzer.
Zijn achteloze aanvaarding van een verschijnsel dat alle logi
sche en fysische wetten lijkt te tarten, doet vermoeden dat
hij op een geheel bovenmenselijke wijze greep heeft op het
universum. Dat vermoeden alleen al legt een hypotheek op zijn
aanwezigheid in het café, want hij is hier niet op zijn plaats,
niet in deze wereld van strakke natuurkundige wetten.
De geblondeerde vrouw drinkt haar likeurtje op. De man die de
hele tijd naast haar zat, maar die geen belangstelling had voor
haar aanwezigheid, lijkt nog slechts het restant van een scha
duw. Hij reageert alleszins niet wanneer zij overeind komt. Er is
iets wat ze wil zeggen, en indien ze werkelijk wat zegt dan valt
ze ongetwijfeld in herhaling. Ze haalt geërgerd de schouders
op, wrijft haar jurk plat, duwt haar kapsel in de plooi en maakt
aanstalten om op te stappen. Er doet zich echter een probleem
voor: wil ze naar buiten, dan moet ze niet alleen dicht langs de
man met de regenmantel passeren, maar moet ze ook door de
plas stappen. Ze wil dat niet. Ze wil niet door die plas, waarvan
ze de diepte niet kan schatten. Ze maakt haar schoenen nat.
Haar schoenen gaan naar de bliksem indien ze door die plas
stapt. Ze kan uitglijden. Ze weet niet wat er op de bodem van
die plas ligt. Ze weet niet wat de gevaren van die plas zijn. En
wat zal de man zelf doen wanneer ze hem wil passeren? Zal hij
haar over die plas helpen? Zal hij haar tegenhouden? Spreekt
hij haar aan? De man heeft niet eens een blik op haar gewor-