Ik herinner mij vrienden tegen
beter weten, de stilte voor een
donderslag (Start, hemelse lopers
in zwoegend zwart), het ruisen van
golven, de arm waar ik in was. Ik
herinner mij een liefde (zou het mijn
laatste zijn?) een hart in dronkenschap.
Hinkepoot met schoen, mijn tekort voor
zien van hoge hak, stok en kruk op zolder,
schemerlicht op hout, de waan van een
rappe stap voor het rapen in opslag. Ik
leerde lopen, struikelbeen, met een zool
als corsage, een hoofd als knapzak.
De tijd heeft de man verloren, het beeld
de tijd overleefd. Hier staat hij. Op dit pad.
Kijk met binnenogen in binnenoorden. Hoor
akkoorden, een lach, een klok, een claxon
's avonds laat, twee duiven op de binnenplaats.
Hoop spant triomfbogen boven geduvel en
geflikflooi. Liefde op doodshoogte. Hou vast,
laat los. Angst weekt in de waskracht van
een hart, steekt in de modder van de tijd.
Hij blijft, kuiert door scenario's, heeft geen
last van ouderdom of ander ongerief. Ik,
ik had hem zo lief, deze loper door mijn kop
die ik kruid met vuur en donder. Het wordt
nooit later. Ik open geen deur, zet geen stap
zonder.