V
O
«3
0>
De dijken lopen dood en op de dijk de wegen.
Basalt, het Fort der Zuchten, de vlakte waar de
doodvermoeide vogels rusten, de zoute rotting
der wateren die in zich zelve keren, met in het
nieuw verschiet de hellezang van luchten, een
klacht die over akkers jaagt: vliet hier de zorg?
Een zoute storm hoedt de legende. Wat men
eens zoeken kon is hier gevonden: het glazen
dak boven de schilderijen, het wit bepoederde
kasteel, pinakels, torens, de wapperende vaan
op huis en tuin, de beelden in hun plooienspel,
de boden van de oogst, de geuren van de herfst.
Een spel van schimmen rond het goud van Suez.
De broze schaduwen: de chatelain, in crinoline
de dansante pas van de gravin, zonder gebaar
de smalle jongen in de serre, de aarzelende
klanken die verwaaien door de bomen, de dijk
op, de stroom, de zee, het grote water tegemoet.
Herinnering strijkt het verleden glad. De beelden
neigen en jagen de jongen in hun spel de witte
bruggen over naar de koepel uit Parijs. Cupido
schiet in de schaduw der ruïne zijn snelle pijlen.
Waar zal hij schuilen, is de wind een bondgenoot,
voeren de vogels hem het warme voorjaar in?
Het onweer van de tijd slecht van de tijd de droom.
Wie zoekt vindt zorg, de loden last, ijlende angsten
in de kelders, het hoge huis verwoest. Het leven
is gebleven voor de beelden. De tijd brengt oogst
na oogst, de geuren van de herfst. Ziet, in het nieuw
verschiet de luchten kleuren en de vogels vluchten.
(Ellewoutsdijk)
rrl
00