Minnaard, Goense, Stokman,
Krijger. Mossen vullen traag
de in steen geslagen namen.
Op de dag dat hier
de zee verdronk, was er
geen Noach, maar opgesloten
in zichzelf, bleef hier
het smekend zingen hangen. Hier in 't koor;
de kopkant van het schip, hebben de doden
het laatste woord dat spreekt
in 't grote zwijgen van hun namen:
Krijger, Stokman, Goense, Minnaard.
Waar zijn ze heen
als ze nergens naartoe zijn?
Niet meer van hier
zijn ze op reis om te dwalen
in een wereld waar ze niet
verdwalen kunnen.
Zwijgen is geen ongeneselijk gebrek,
Maar doe ze niet met zwijgen af.