Minnaard, Goense, Stokman, Krijger. Mossen vullen traag de in steen geslagen namen. Op de dag dat hier de zee verdronk, was er geen Noach, maar opgesloten in zichzelf, bleef hier het smekend zingen hangen. Hier in 't koor; de kopkant van het schip, hebben de doden het laatste woord dat spreekt in 't grote zwijgen van hun namen: Krijger, Stokman, Goense, Minnaard. Waar zijn ze heen als ze nergens naartoe zijn? Niet meer van hier zijn ze op reis om te dwalen in een wereld waar ze niet verdwalen kunnen. Zwijgen is geen ongeneselijk gebrek, Maar doe ze niet met zwijgen af.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 87