■o
c
o\
KI
Slingert zich met jonge bochten
door het voorjaar,
versperringen opwerpend
van eigen bloei
Uitdijende dijk
in waas en waarachtig wit
van fluitekruid
Hel licht
zoekt een volmaakte hoek
voor de in bloed gedoopte aardaker,
het edelleverkruid in gal verwekt,
wilde, tongkussende marjolein,
het paarse geweld van een wollige distel,
de oorstrelende grote ratelaar,
ruige anjers zonder poespas van een knoopsgat
C Schuilend dijkvolk mag straks de zomer berijden
<0
vQ,
00