Ze glijden vreedzaam door hun tijd. Hun lijven grijs als oude sneeuw alsof het licht hen heeft gebleekt. Het landschap heeft hen opgeslagen hun schaduwen verlengd. In het late zonlicht zijn ze ontluisterend overbodig. Er zijn nog foto's. Hoe ze met gekroonde konten pronken op de paardenmarkt. Hoe ze dampend en goedmoedig de bodem openscheuren: hoe ze roerloos en onaangedaan verdrinken in de mist. Hun tijdperk is voorbij. Verloren hokken zij tezamen, wachtend op onsterfelijkheid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 90