in de Reinder Blijstralaan, een U-vormige laan in een heel klein wijkje dat ergens eind jaren tachtig tussen Tuindorp en de studentenflats van de Van Lieflandlaan is gepropt. We troffen er drie verschillende naambordjes aan, want behalve de Reinder Blijstralaan was het ook de R. Blijstralaan, beide zonder toevoeging. Daarnaast waren er twee bordjes die vertelden waaraan Blijstra deze laan te danken had: '1901-1975, publicist over Utrecht'. Eén straat met drie verschillende naambordjes, het is in overeenstemming met de diversiteit in zijn werk. Deze laan heeft Blijstra te danken aan 2000 jaar Utrecht: stedebouw- kundige ontwikkeling van castrum tot centrum (1969, Bruna) een lijvig boek van 428 bladzijden. Architectuur en stedebouw is een van de rode draden in het oeuvre van Blijstra, een interesse die ontstond of werd aange wakkerd door de architect Ben Merkelbach, met wie Blijstra vanaf 1943 zat ondergedoken bij de arts Odinot in Landsmeer. Het zou niet alleen leiden tot zijn redacteurschap van Forum. Maandblad voor architectuur en gebonden kunsten van 1951 tot 1959, maar ook tot een groot aantal publicaties, waaronder Nederlandse bouwkunst na 1900 (De Bezige Bij, 1957; vertaald in het Engels en in Frans), Nederlandse stedebouw na 1900 (Van Kampen, 1964), 's-Gravenhage: stad om de vijver (De Arbeiders pers, 1964), Rotterdam, stad in beweging (De Arbeiderspers, 1965), Wij wonen, wonen wij? (1967, Bruna), Art nouveau in 's- Gravenhage (1967), C. van Eesteren (1968), B. Merkelbach (1968, Meulenhoff), Haarlem: heel oud, heel nieuw (1971), Over Haagse architectuur (1975). In 1965 kreeg hij de Pierre-Bayleprijs voor architectuurkritiek. Blijstra blijkt een literaire veelvraat te zijn geweest, geïnteres seerd in de grenzen tussen de verschillende literaire genres. In Verslag, vertelling en verhaal (Critisch Bulletin, 1952) onderzocht hij die grenzen naar aanleiding van een zestal publicaties, waaronder Tussen hamer en aambeeld van Harry Mulisch en Parijs, dode stad van Jan Blokker. Maar niet alleen de grenzen binnen de literatuur hadden zijn aandacht, ook de grenzen van de literatuur zelf. In 1946 sprak hij zich in Journalistiek en onze literatuur uit voor minder hoogdravend, kunstzinnig proza, en wees hij er op dat in Amerika veel schrijvers uit de journalistiek komen. Hij deed ook de redactie van Beeld en verbeelding uit

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 13