"Wees straks een beetje proper, kerel," beval Hudson eindelijk, "maak me niet te schande als we aanlanden in New York. Je kunt bij mij uit de scheepskist wel een onverstelde broek of buis kopen." "Jawel Kapitein," zei ik gedwee. Zijn blik, zo duister nu als zijn haar, gleed over mijn gestalte, van boven naar beneden en, na enige aarzeling ter hoogte van mijn buik, weer terug. "Hoe oud ben je nu, Jacob, veertien jaren? Vijftien al?" "Eenenveertig, Kapitein." "Heel Manhattan is straks feestelijk verlicht," sprak hij pein zend, "er zal een grote optocht zijn ter ere van het jubileum, met praalwagens, toortsen, lampions, een toespraak van de burgemeester. Plechtig zal ik ons schip schenken aan de Vere nigde Staten van Amerika, namens het koninkrijk, stipt drie eeuwen na de ontdekking van de naar mij genoemde rivier." "Dat is fantastisch, Kapitein," zei ik. "Maar was het niet de be doeling om de noordoostelijke doorvaart te vinden? We varen almaar naar het westen. Wat zit daarachter? Ik steek het op Plancius." "Kop dicht!" riep Hudson, die zich nu van zijn zetel verhief en een verbazend klein mannetje bleek te wezen. "Wat weet een haringkop als jij van navigatie en doorvaarten?" "Ik heb vele malen de Hoorn gerond, Kapitein. Met vogel stront," wierp ik tegen. "Onder zeil ook nog." Het laatste een onnodige toevoeging die de Kapitein nog verder uit zijn doen bracht, en hem pijnlijk herinnerde aan onze hui dige masten die, gespeend van elke zeilvoering, zinloos in de Atlantische hemel priemden. Als mijn scheepje al een replica is, dacht Hudson misschien, wie en wat ben ik dan zelf? Mijn brutaliteit kon dan ook niet ongestraft blijven. In een hoek van de Kapiteinshut moest ik staan, gezicht naar de wand, handen met een stoere zeemansknoop op de rug gebon den, broek omwille van een effectief demasqué naar beneden gerukt en op mijn harses een papieren puntmuts. Vervolgens werd de ganse bemanning binnengenood om propjes naar mij te gooien. Ze hebben altijd gezegd dat Hudson moeite had om de orde te handhaven, ondanks zijn keurende, indrukwekkend trage en in één woord ampele blik, maar oordeel nu zelf? Nooit heb ik heviger naar huis verlangd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 42