Zij liepen verend over grenzen
alsof zij daarginds boter gingen
kopen, zij liepen en liepen tot
het geen boter meer heette. Zij
bleven boter eten in eigen spraak.
De een nam de zee als brug met thuis,
de ander een bed van kersenhout.
Iemand voerde de doden mee,
een de verzen en bracht ze over in
taal die door het Laagland waait.