Ik verlang van mijn gedichten een dichte samenhang die het wonderbaarlijke verband tussen de fijnste grootste en kleinste delen van het lijf gevaarlijk evenaart, een onbedaarlijke aandrang vormend in de altijd verse kronkelingen van de hersenen, een verlangen om uit hun donkere gevangenis te ontsnappen. Hoe bedrieglijk is het rijmen daar dan een weerspiegeling van en van de wiegelende potentialen die zich bij me, in me giechelend herhalen!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 52