waarvan in ieder geval eerder in Maatstaf verschenen: Vóór de
zondeval, De balbollen en Goden vallen uit de hemel (De terugkeer
van de Griekse goden). Klassieke SF-verhalen in een literair tijd
schrift, dat kon toen nog. In Nederland had het genre zich nog
niet afgezonderd in aparte reeksen (de eerste SF-reeks werd in
1967 door Meulenhoff gestart). De verhalen in deze bundel
nemen de hoogmoed van de mens ironisch op de korrel en
relativeren met het titelverhaal en met Goden vallen uit de hemel
zelfs de verhevenheid van onze goden. De mens reist naar de
andere kant van de melkweg, om te ontdekken dat dat niets
bijzonders is (Vóór de zondeval), de Aarde is ongemerkt al lang
overgenomen door buitenaardse wezens Inval der lieftalligen);
wanneer we op een verre planeet buitenaardse wezen ontdek
ken, houden die ons gemakkelijk voor de gek (De balbollen), de
evolutie van de mens is gestokt en ongemerkt zijn de vogels
ons al voorbij gegaan (Aanvaardbaar voorstel). Onze religieuze
overtuigingen vanaf de oudheid (Goden vallen uit de hemel) tot
het Christelijke heden (Vóór de zondeval) worden met veel
ironie getekend en het voortschrijden van de techniek brengt
weinig goeds (Alter ego of de tijd en het tijdstip). Geïnspireerd
door Olaf Stapledons Eerste en laatste mensen laat Blijstra onze
materiële realiteit wegspoelen in een eindige eeuwigheid
(Vreemd vooruitzicht, dat opent met 'Wij leven dus in het jaar
9.999.999.999 of volgens anderen in het jaar 11.111.111.111.')
en in Proeve van kritiek voorziet hij onze hedendaagse beeld
cultuur, die de vooruitgang van de techniek veroorzaakte. De
afstandelijke toon van de verhalen, veroorzaakt door de wat
omslachtige stijl en de redenerende, omschrijvende uitwerking,
lijkt ook het gevolg van de tijd, de jaren vijftig zestig van de
vorige eeuw.
Blijstra werd op 29 augustus 1901 in Harlingen geboren. In
1908 verhuisde hij naar Sneek en in 1916 naar Amsterdam,
waar hij in 1919 slaagde voor het eindexamen HBS-B. Hij ging
medicijnen studeren in Utrecht, brak die studie in 1921 af om
dat zijn vader niet meer wilde betalen en vervulde zijn dienst
plicht als hospitaalsoldaat. Na de dienst werkte hij in 1922 als
volontair in een Duitse fietsenfabriek en op een accountants
kantoor, waarna hij in Amsterdam Duitse taal en letterkunde
ging studeren. Ook deze studie brak hij af en om in zijn