kleuren dat de bladeren bezaten, brandende aura's die in de af
gelopen dagen niet waren uitgedoofd, een plaag van kleuren
die reeds begonnen waren onze dromen te besmetten. Dit won
der was op dat moment in onze geest al in verband gebracht
met het veld net buiten onze stad en het vreemde groeisel dat
daar wortel geschoten had.
Dus bracht een dwingend gevoel ons terug naar die plek waar
de oude boer al op ons stond te wachten terwijl het ijzige aura
van de dageraad boven de vergelegen bossen verscheen. Onze
ogen tastten de met rijp beklede grond af en bestudeerden elke
plek tussen de schaduwen en korenschoven, zoekend naar wat
niet langer meer op het land aanwezig was. 'Het is terugge
gaan,' zei de boer tegen ons. 'Verdwenen in de aarde als iets dat
in zijn schulp gekropen is. Loop daar niet,' waarschuwde hij
wees daarbij naar een gapend gat in de grond.
We gingen in een kring rondom de rand van het gat staan en
tuurden in de diepte. Zelfs het volle daglicht liet ons niet de
bodem van de put zien. Onze gissingen waren van korte duur
en zinloos. Sommigen van ons pakten een van de spades die
hier nog lagen en leken de plicht op zich te willen nemen het
gat dicht te gooien. 'Heeft geen enkele zin,' zei de boer. Hierop
vond hij een steen en liet hem in de schacht vallen. We wacht
ten en wachtten; we hielden onze hoofden dicht bij het gat
en luisterden. Maar al wat we meenden te horen waren ver
verwijderde, gonzende echo's, als van ontelbare stemmen van
onzichtbare, kwetterende insecten. Uiteindelijk bedekten we
het gevaarlijke gat met een paar planken en begroeven de
geïmproviseerde deksel onder een laag losse aarde. 'Misschien
zal er in de lente iets veranderd zijn,' zei iemand. Maar de oude
boer onderdrukte alleen maar een lach. 'Je bedoelt wanneer
de grond opwarmt? Waarom denk je dat de bladeren nog niet
vallen zoals ze dat behoren te doen?'
Het was niet lang na dit verontrustende tafereel dat onze dro
men, die voorheen niet veel meer waren dan slierten schadu
wen en glimpen, opzwollen tot volle omvang. Het waren ech
ter niet alleen maar dromen, zo bleek, maar ook uitgravingen
van het seizoen dat hiervan de inspiratie was. In onze slaap
werden we geconsumeerd door het koortsachtige leven van de
aarde, neergeworpen op een rijpe, tamelijk rottende wereld van