Altijd zal er een gedicht zijn
om naar te kijken, om mee te worstelen.
Altijd dat geluid
voor je om wakker te worden
in het ritme van een andere gewoonte;
een koortsig ritme, als
hagel en regen op het zinken dak
van een armoedig krot
waar jij je, of je wilt of niet,
midden in het hart van de storm zult bevinden.
Altijd zal er een gedicht zijn
waar alles in zal staan.
Het nu, het toen en het straks.
Wat afwezig en wat gevonden is.
Alles is er in het gedicht.
In: A<t>HrHIH. Athene, 2002.