Altijd zal er een gedicht zijn om naar te kijken, om mee te worstelen. Altijd dat geluid voor je om wakker te worden in het ritme van een andere gewoonte; een koortsig ritme, als hagel en regen op het zinken dak van een armoedig krot waar jij je, of je wilt of niet, midden in het hart van de storm zult bevinden. Altijd zal er een gedicht zijn waar alles in zal staan. Het nu, het toen en het straks. Wat afwezig en wat gevonden is. Alles is er in het gedicht. In: A<t>HrHIH. Athene, 2002.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 104