"Chinnu!" riep hij hijgend. Twee van zijn ooms kwamen op hem af, terwijl ze hun mon den afveegden aan de handdoeken die zij over hun schouders droegen. "Wie riep je? Chinnu? Maar die is al zo'n jaar of vijftien, twin tig dood, waarom zou je ineens aan haar denken?" En een van de oude mannen, een beetje gevoeliger dan de ander, zei: "Je moet aan je eigen ceremonie gedacht hebben. Ze deed het grootste gedeelte van het koken en haar lekkernijen waren onvergelijkelijk." Een neef die bij hen kwam staan, gooide zijn hoofd in de nek en lachte van welgemeend plezier. "O, jouw ceremonie! Daar wordt in de familie nog steeds over gesproken. Er waren mensen uit drie dorpen, die bij iedere maaltijd meeaten! Jouw vader overtrof zichzelf." "De feestelijkheden duurden vijf dagen. Beter dan welke brui loft ook. Ik herinner mij dat ik na iedere maaltijd moest over geven, maar toch kwam ik weer opdagen voor de volgende." En de oudste oom zei: "Kom, roep de jongen, het zal weldra tijd zijn." Hij begon hoofdpijn te krijgen. Plotseling werd het hem allemaal teveel. Hij trok zijn vrouws aandacht en gaf zijn hoofd een ruk in de richting van de deur. Haar gezicht stond strak van de spanning die de zorg voor zoveel mensen met zich meebracht. Als de schoondochter van het huis moest ze wor den gezien als inschikkelijk, bekwaam en gedwee onder kritiek. "Waar is je zoon?" vroeg hij zijn vrouw. "De meisjes zeggen dat het hem tijdens alle opwinding gelukt is om naar de buren te ontsnappen. Wie was die oude man eigenlijk? Verwachtten we hem?" "Dat is een lang verhaal. Als dit allemaal voorbij is zal ik je het vertellen. Ik neem aan dat ik die idioot uit het huis van de Chatterjees moet gaan halen. Hij probeert mij vreselijk voor gek te zetten." Hij trok zijn sloffen aan en begon naar de voordeur te lopen. Hij zag dat neef Muthu was bijgekomen en rechtop tegen een kussen zat, nippend aan koffie. Hij voelde een soort afstande lijke voldoening over wat de tijd deze man had aangedaan. De breekbaar ogende schedel, de met staar bedekte ogen. Hij had altijd een merkwaardige afkeer gevoeld voor zijn snelle, slui pende manier van lopen, de neergeslagen ogen, het stiekem vochtig worden van zijn lippen als er een jonge vrouw langs-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 21