jaar gewoond, ik heb er mijn hele leven doorgebracht, jij bent er geboren, je spreekt beter Bengaals dan je moedertaal, maar maak je deel uit van deze samenleving? Dus, wie ben je uitein delijk? Maar het is eigenlijk niet het ogenblik om dit te bespreken." "Dat is allemaal geklets Appa en dat weet je. Wij leven als familie niet als Brahmanen. Jij noch mijn moeder doen aan puja, jullie eten zelfs vlees, er is geen speciale god waarin je ge looft, dus wat zeg je nu over gemeenschapsbanden? Mijn leven zal nog verder van de norm verwijderd zijn dan dat van jullie; vraag me niet hiermee door te gaan." "Krishna, ik kan je alleen maar vragen me te vertrouwen. Denk je dat ik geen twijfels had, dat ik niet geruzied heb met mijn vader tot ik er witheet van werd? Ik weet dat het voor jou klink klare schijnheiligheid lijkt. Maar zoals ik het zie is er een gevoel van deel uit te maken van iets tijdloos. Ik weet dat ik je niet kan dwingen Hij begreep niet waarom zijn gezicht nat was, tot hij zag dat Krishna zich gegeneerd omdraaide toen hij merkte dat zijn vader huilde. Er werd op de deur geklopt en zijn oudste dochter kwam binnen met meneer Chatterjee. De oude man liep naar Krishna toe en sloeg vriendelijk een arm om zijn schouder. "Kom m'n jongen, het is tijd." Zijn dochter nam haar vader in de arm en zo liepen ze allen naar buiten. Tijdens de rokerige uren die volgden, voelde hij hoe de tijd streken uithaalde met zijn ge heugen. Alles was hetzelfde, maar toch was het niet hetzelfde. De klank van de Vedische shlokas, het kelige en diepresonante geluid dat werkelijk uit de buiken van de priesters leek te komen, bracht weerklanken in zijn bloed teweeg. De vloeiende, ervaren bewegingen waarmee de handen van de priesters ghee in de vlammen goten, gaven hem moed. Hij wist dat hij juist handelde. Het gezicht van zijn zoon, nog steeds wat donzig en kinderlijk, was een herinnering aan het zijne. Zelf was hij zoals zijn vader was geweest, maar tegelijkertijd was hij ook als een kleine jongen, die uitgelaten door het dorp reed. Ze noemden hem 'Fiets Murli', omdat hij nooit van de fiets afkwam, behalve als hij naar binnen ging om te eten. En al die mensen die van daag hier waren, waren daar ook geweest, veel jonger toen, natuurlijk, behorend tot het patroon van die vreemde en toch geheel vertrouwde omgeving.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 23