Er leest. Er leeft een in de schoot geworpen
geschiedenis, die na een ingeleide
bevalling, na een weeënstorm van woorden
geboren werd. En opgebaard daartussen
de spanrups die met spastische convulsies
langs de verhalen trok en, in de kloof
tussen de bladzij waarop zij vooruitkijkt
en die waarop hij omziet, is verpletterd.
Was achteraf gezien de mantel losser
die rond zijn enkels golfde, en waaronder
zij zachte, afgekloven muizen legde?
(Dek mij hieronder af!) Zoals ze las,
gebogen, zonder vingerwijzend zilver:
de aren, daarin brood, en huis, en zoon.
Ze was een vreemdelinge, maar ze kende
zijn voeten en de striem van zijn sandalen.
Eens is de tijd waarin een vogel valt
buiten de bladzijomslag, waar zij ziet
en hij gezien wordt, haar bekent. Er sterft
meestal een dier wanneer we namen geven,
soms ook een plant, een steen. Maar zulke veren
laten we graag wanneer we - letterbeitel
en weekijzeren hamer in de hand -
een gat van leven slaan naar ander leven.