Het jochie grist het brood van de muur en springt achteruit. Hij staart naar Cagliostro als hij snel en schrokkerig begint te eten. Hij verslikt zich een keer, slaat zichzelf met een gebald vuistje op de borst, terwijl hij kuchende geluiden maakt. Dan schrokt hij verder. Vanaf de steiger hebben de werklieden afkeurend toegekeken. Ze schamen zich pas voor de armoede van het joch nu de gaijin er getuige van is. 4 De volgende dag is de jongen weer terug. Cagliostro denkt nu al aan hem als: Pan. Pan drentelt wat, voordat hij toenadering zoekt. Even lijkt het alsof hij voorbij zal lopen, maar dan houdt hij toch halt. Leer een hond bedelen, mompelt Cagliostro tegen niemand in het bijzonder. Pan houdt zijn hoofd scheef en kijkt naar zijn broodheer op. Op het muurtje liggen nu een half brood, een ei en wat plakken rookvlees gewikkeld in papier. Pan hurkt neer, trekt de onderkant van zijn hemd omhoog als een draagzak en stapelt de etenswaren erin, zonder naar Cagliostro te kijken. Met zijn hoektand maakt hij een gaatje in de schaal van het ei. Hij kijkt naar Cagliostro en gooit dan zijn hoofd achterover om het ei leeg te drinken. "Proost," zegt Cagliostro, terwijl hij zijn fles shochu pakt. Het jochie staart naar hem, een halve aarzelende lach op zijn gezicht. "Kampai!" zegt Cagliostro dan en houdt de fles omhoog. "Kampai!" roept het joch, en werpt de lege eischaal op de grond. 5 Ze wandelen over straat, midden op de dag, in het volle zon licht. Een bijzonder duo, de grote vreemdeling en de kleine bedeljongen. Ze lopen zij aan zij, niet als vader en zoon, meer als makkers, al moet de kleine jongen vijf snelle passen maken tegen drie van de lange passen van Cagliostro. De jongen moet in een tempo lopen dat nog net geen rennen is. Maar hij lijkt voldaan en groter en stoerder dan ooit: opgezwollen met trots. Ze oogsten veel bekijks terwijl ze over de boulevard lopen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 74