Ze blijft voor hem staan. Waar hij nu zit te schuilen verspert
hij haar de weg. Hij blijft met de veters zitten spelen en kijkt
niet meer naar haar. Ga weg, denkt hij zo hard als hij kan, loop
door.
Ze bukt naar hem toe, strekt een hand naar hem uit en duwt
zachtjes tegen zijn schouder. Als hij niet reageert duwt ze iets
harder. Op zijn hurken schuifelt hij wat opzij. Over de rand van
het afdakje spettert de regen op hem neer, maar dat kan hem
niet veel schelen. Zij schuift de deur open en stapt vanaf haar
sandalen naar binnen. Ze is nu binnen, met de paraplu nog
steeds buiten. Ze doet hem dicht en schudt hem uit, voordat ze
hem tegen de gevel neerzet. Ze schuift de achterdeur weer
dicht.
Pan kruipt weer uit de regen. Even denkt hij dat het zijn maag
is die rommelt, maar dan beseft hij dat het naderend onweer is.
9
Pan is te laat voor het middageten. Hij ziet er anders uit. Zijn
hoofd is helemaal kaal en lijkt nu nog groter dan gewoonlijk.
Hij heeft zijn haar weggesneden met een scheermes dat hij
onderin een vuilnisbak vond. Omdat hij geen spiegel heeft,
keek hij in een plas regenwater. Zijn eigen hoofd keek levens
groot naar hem terug uit de blauwe hemel met hier en daar
een wolkje. Hij sneed zichzelf een paar keer, maar de wondjes
bloeden inmiddels niet meer. Zijn vingertoppen zijn ook ge
havend, maar het deert hem niet. Hij is zo trots op zijn nieuwe
verschijning dat hij zelfs zijn honger vergeten is, maar zijn hart
valt uit zijn borst tot in de diepe put van zijn buik als hij de
groentewinkel bereikt en ziet dat haar sandalen alweer bij de
achterdeur staan. Haar sandalen naast de grote schoenen, op
een rij onder het afdakje bij de achterdeur. De paraplu staat er
ook, maar droog en opgevouwen.
Zijn handen ballen tot vuisten en hij zou het liefst iets kapot
maken. Iets van glas dat met veel kabaal versplintert als hij het
op de grond smijt. Hij zou haar sandalen mee kunnen nemen,
en ze ergens verstoppen. Hij zou ze in brand kunnen steken, als
hij maar lucifers had. Hij zou
Er wordt geroepen vanaf de steiger. De werkmannen hebben
hem gezien. Ze lachen en wijzen. Van bovenaf roepen ze naar
hem: "Tamago! Tamago!"