Eerst doet hij alsof hij ze niet hoort, en blijft zitten wachten op
zijn vriend. Maar het onbarmhartige koor vanaf de steiger blijft
maar doorgaan met hun gejoel.
Hij kan niet anders doen dan weglopen. In een doodlopend zij
steegje vindt hij een plas. Er is weinig licht hier. Hij kijkt naar
zichzelf. Inspecteert zijn hoofd, zijn oren. Het is goed gelukt,
vindt hijzelf. Vanuit de dakgoot staren een paar kraaien op
hem neer met hun glanzende kraalogen. Ze praten tegen elkaar
in hun eigen taaltje en het is alsof ook zij Pan met zijn eihoofd
bespotten.
10
De volgende dag staan er geen sandalen bij de achterdeur. Pan
vraagt niet Waar was je? want de vreemdeling zal hem toch niet
verstaan. En het is ook niet nodig want Cagliostro moet lachen
om zijn gladde schedel en klopt hem op zijn hoofd met één
van zijn zware handen. Het is weer goed. Ze eten terwijl ze zij
aan zij op het lage muurtje zitten. Cagliostro is lang genoeg om
de zon op zijn gezicht te voelen, maar Pan zit nog steeds in de
schaduw terwijl zijn voeten boven de grond bungelen.
Maar het is allemaal goed: om te eten, om hier te zitten
als vrienden. Makkers. Geen van de werkers durft nu iets te
roepen. Nu de grote kale westerling erbij is durven ze niet eens
meer deze kant op te kijken. Wie is er nu een eihoofd, denkt
Pan, terwijl hij naar de laffe werkers loert, nou, wie?
Als ze hun glazen met geklutste eieren leeggedronken hebben,
neemt Pan een paar van de eierschalen en loopt naar waar de
werkmannen zitten te eten. Hij gooit de schalen op de grond
en stampt er dan op met zijn blote voet. Zo! Iemand nog
commentaar? Iets over eieren misschien? Pan kijkt om naar
waar zijn grote sterke vriend op het muurtje zit. Cagliostro's
ogen zien alles. Het blijft stil en met zijn schouders naar achter
struint Pan terug naar het muurtje om van zijn lunch te ge
nieten.
11
Pan heeft een muntje in de goot gevonden. Het is groen uitge
slagen. Met één oog kijkt hij door het vierkante gaatje in het
midden. Hij kijkt naar de achterdeur. Haar sandalen staan er
weer. Het muntje is niet genoeg om ijs te kopen, vermoedt Pan.