Eerst doet hij alsof hij ze niet hoort, en blijft zitten wachten op zijn vriend. Maar het onbarmhartige koor vanaf de steiger blijft maar doorgaan met hun gejoel. Hij kan niet anders doen dan weglopen. In een doodlopend zij steegje vindt hij een plas. Er is weinig licht hier. Hij kijkt naar zichzelf. Inspecteert zijn hoofd, zijn oren. Het is goed gelukt, vindt hijzelf. Vanuit de dakgoot staren een paar kraaien op hem neer met hun glanzende kraalogen. Ze praten tegen elkaar in hun eigen taaltje en het is alsof ook zij Pan met zijn eihoofd bespotten. 10 De volgende dag staan er geen sandalen bij de achterdeur. Pan vraagt niet Waar was je? want de vreemdeling zal hem toch niet verstaan. En het is ook niet nodig want Cagliostro moet lachen om zijn gladde schedel en klopt hem op zijn hoofd met één van zijn zware handen. Het is weer goed. Ze eten terwijl ze zij aan zij op het lage muurtje zitten. Cagliostro is lang genoeg om de zon op zijn gezicht te voelen, maar Pan zit nog steeds in de schaduw terwijl zijn voeten boven de grond bungelen. Maar het is allemaal goed: om te eten, om hier te zitten als vrienden. Makkers. Geen van de werkers durft nu iets te roepen. Nu de grote kale westerling erbij is durven ze niet eens meer deze kant op te kijken. Wie is er nu een eihoofd, denkt Pan, terwijl hij naar de laffe werkers loert, nou, wie? Als ze hun glazen met geklutste eieren leeggedronken hebben, neemt Pan een paar van de eierschalen en loopt naar waar de werkmannen zitten te eten. Hij gooit de schalen op de grond en stampt er dan op met zijn blote voet. Zo! Iemand nog commentaar? Iets over eieren misschien? Pan kijkt om naar waar zijn grote sterke vriend op het muurtje zit. Cagliostro's ogen zien alles. Het blijft stil en met zijn schouders naar achter struint Pan terug naar het muurtje om van zijn lunch te ge nieten. 11 Pan heeft een muntje in de goot gevonden. Het is groen uitge slagen. Met één oog kijkt hij door het vierkante gaatje in het midden. Hij kijkt naar de achterdeur. Haar sandalen staan er weer. Het muntje is niet genoeg om ijs te kopen, vermoedt Pan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 81