daag extra vroeg. Pan besluit om op het lage muurtje te gaan zitten wachten op zijn grote kameraad. Hij zal niet meer bang zijn voor de werk mannen. Er is niets om bang voor te zijn. Maar als hij het steeg je inloopt is het er een drukte van jewelste. Het straatje lijkt volgestouwd met schreeuwende en rennende mannen. Pan moet zich tegen de gevel drukken om niet omver gelopen te worden. Dan ziet hij dat de steiger weg is. De betonnen toren van het nieuwe gebouw staat er, maar het lijkt nog niet af. Toch is de steiger afgebroken. Als Pan zich tussen de benen van de menigte door worstelt en bij de bouwplaats aankomt, ziet hij dat er een berg bamboe ligt. Het lijkt op een reusachtige spelletje mikado, met de stokjes die alle kanten opsteken. En klimmen mannen over de berg, die eraan trekken en sleuren. Dan ziet Pan een onderarm uit die berg steken, de hand is open alsof hij ergens naar reikt. De mannen schreeuwen. In de verte klinken sirenes. Pan krijgt tranen in zijn ogen. Een man pakt hem vast en begint hem weg te duwen. Pan blijft naar de ingestorte steiger kijken, naar de hand die uit de berg steekt. Het is allemaal precies zoals in zijn droom. 14 In het holst van de nacht zit Pan te wachten. Zijn ogen zijn inmiddels aan het donker gewend en hij kan de omtrek van de achterdeur net ontwaren. Er klinkt steeds een akelig krijsen. Pan weet dat het vechtende katten zijn, maar toch klinkt het griezelig naar huilende baby's. Verderop in het steegje liggen de bamboestaken nog steeds, al kan hij ze nu niet zien. De slachtoffers zullen er wel onder van daan gehaald zijn. Hij begrijpt dat hij vannacht niet moet gaan slapen. Zo nu en dan hoort hij fladderende geluiden boven zijn hoofd en hij denkt dat het kraaien zijn. Hij heeft nog steeds honger. Als hij meer licht zou hebben, kon hij zoeken naar het muntje. Niet dat er veel mee te kopen is, maar het zou een begin zijn. Hij schrikt op uit zijn gedachten als hij de achterdeur hoort openschuiven. Een grote donkere gedaante bukt onder de deur-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 85