HET HUIS AAN DE BAAI Q C Het was een frisse, onbekende ochtend in een fris, onbekend A3 seizoen. Dageraad glunderde als een klein kind. Toen ik de Westwal achter me had gelaten waren er nog maar weinig mensen op straat. De mensen die zich buiten hadden gewaagd liepen gehaast en ver voorover gebogen. Ze zaten verscholen achter hun kragen en deden hun dingen. V) De vorige avond nog, na het invallen van de duisternis, toen de O lichten aangingen in de straten, leek het alleen maar alsof de O) schaduwen groter werden. Overdag waren ze er ook, maar dan hielden ze zich schuil; achter de regentonnen en houten kisten in de zijstraatjes, tussen de auto's en de tractors, naast de boer derijen, de huizen, de ingezakte schuren op de landerijen, de tuinpaden, onder de dakgoten van het schooltje, de garage, het gemeentehuis. Langzaam gingen de graslanden over in heide en werd het terrein heuvelachtiger. Het werd warmer en ik maakte het bovenste knoopje van mijn overhemd los. Bij een eenzame boom aangekomen bleef ik even staan en keek naar een zwerm bijen die boven het pad stil hing. Trillingen in de warme lucht. Gezoem. Maar niets bewoog. Voorzichtig liep ik door de zwerm heen. Toch kon ik het niet laten en stak lang zaam een vinger uit. De bij voor me, amper aangeraakt, viel met een nauwelijks hoorbaar plofje op de grond. Ik zag toe hoe hij als een razende met zijn pootjes heen en weer ging. Een hoog heftig gezoem weerklonk tot het beestje zichzelf helemaal had ingegraven en er niets meer was dan de drukkende, benauwde stilte. In mijn gedachten herlas ik de brief die ik een week geleden g|j| gekregen had. De brief zat in het borstzakje van mijn over hemd, dicht tegen mijn hart, al was dat laatste niet met opzet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 20