Abrupt draaide Mijnheer Eckard zich om en keek naar de
gordijnen die wild om zich heen sloegen. Even leek hij ge
schrokken te zijn, alsof hij dit niet had verwacht, maar al gauw
zakte hij mismoedig ineen. Hij greep de wielen van zijn rolstoel
beet en reed met langzame, opzichtige, haast theatrale slagen
naar het opengeslagen raam en sloeg dit met een luide klap
dicht.
Het was toen dat de oude man me in de gaten kreeg. Nog altijd
stond ik roerloos in de deuropening.
'De wind...,' zei hij. Een ogenblik lang staarde hij afwezig naar
een vlekje op zijn ochtendjas. Hij mompelde iets, knikte, haal
de diep adem en wendde zich weer tot mij. 'Ah!' riep hij opge
wekt. 'U bent er.' Hij maakte een weids gebaar met zijn armen.
'Kom verder!'
Ik sloot de deur achter me maar bleef staan.
'Je kunt een raam net zo hard dichtslaan als je wilt,' zei hij.
'Maar zoals je ziet, steeds weer hetzelfde liedje. Een requiem dat
zich maar blijft herhalen. Hoe is het met u?'
'Met mij is het goed,' zei ik. 'Maar het bevalt me niet dat u me
dat vraagt.'
De man keek me even aan maar knikte toen, nauwelijks zicht
baar. 'Dank je even goed,' zei hij.
'Voor wat?'
'Voor uw komst. Kom aan tafel. Kom aan tafel. Er ligt mooi
fruit.' Hij manoeuvreerde zich tussen de twee tafelpoten aan
het hoofdeinde en greep naar een tros druiven in een schaal
terwijl hij me gebaarde tegenover hem te gaan zitten. Ik liep
naar de tafel, twijfelde even, maar nadat mijnheer Eckard op
nieuw had geknikt nam ik plaats.
Ik bleef wat onrustig de kamer rond kijken. 'Ik weet van niets,'
zei ik toen. 'Dat wil zeggen, ik weet niets van u. Waarom ik hier
ben.'
'Ik had u een brief geschreven...'
'U had iemand een brief geschreven...,' toucheerde ik. 'Een brief
die begon met: Zeer geachte ontvanger van deze brief, ik weet niet
wie nu deze woorden leest, ik weet wel dat u ze leest. Ik heb me
schaamteloos, maar niet zonder een soort prikkelende nieuwsgierig
heid (die men alleen kan toeschrijven aan een kind), tot u gewend,
zonder te weten... Enzovoort, enzovoort. U stelde de vraag of
ik wilde komen, wie ik ook mocht zijn. U wilde mij spreken.