Ik haalde mijn jas en hoedje van een haakje bij de deur. Buiten
gekomen moest ik een hand voor mijn ogen houden. De zon
scheen ongemeen fel en warm. Binnen enkele tellen voelde
ik een zweetdruppeltje vanuit mijn nek tussen mijn schouder
bladen naar beneden kruipen. Ik zette mijn hoed op, legde
mijn jas over mijn arm en liep terug naar het gat in het hek.