E
Eind 2008 zat ik op de publiekstribune bij de openbare be-
21 stuursbijeenkomst waarop werd besloten dat Utrecht een stads-
dichter zou krijgen. Aangezien de Domstad op dit gebied al
links en rechts was ingehaald door Houten en Amersfoort,
2 achtte ik de kans groot dat het initiatiefvoorstel zonder slag of
bI stoot door de raad zou komen.
Wist ik veel.
01
N
QJ
O)
Het bijwonen van zo'n vergadering zou verplicht moeten
worden gesteld aan iedereen die de ambitie koestert om stads
dichter te worden van welke hoop stenen dan ook. Het voorstel
werd uiteindelijk met een kleine overmacht aangenomen, maar
daaraan ging een stevig debat vooraf. Om het Utrechtse par
tijenstelsel even archetypisch samen te vatten:
één partij vond het gewoon een leuk idee.
Een andere partij was ronduit tegen.
Een derde partij smaalde dat je net zo goed een stadsschilder of
een stadsbeeldhouwer aan kon stellen.
Een volgende partij vroeg zich af of de gemeenteraad verant
woordelijk was voor de inhoud van de gedichten, bijvoorbeeld
wanneer de stadsdichter de euvele moed zou hebben om iets te
dichten dat niet strookte met de standpunten van de raad.
De tegenpartij van deze partij bracht in herinnering dat een
gedicht geen persbericht of beleidsstuk is, dat we in dit land
vrijheid van meningsuiting hebben en dat de stadsdichter op
persoonlijke titel schrijft - en dat hij derhalve mag schrijven
wat hij wil, of de raad het nu met hem eens is of niet.
Een sociaal bevlogen partij wilde bij voorkeur geen dichter van
naam en faam, maar een jonge, onervaren dichter, als het even
kon ook vrouw en/of allochtoon en/of gehandicapt.
Ik geloof dat er ook nog een partij was die vond dat het hono
rarium wel wat lager kon.
Niemand vroeg zich iets af over de gedichten die de stadsdichter
moest gaan schrijven.
Dit was, nog voordat ik wist of ik überhaupt wilde solliciteren
naar het ambt, mijn eerste leermoment over het stadsdichter
schap: lokale politici weten over bijna alles in hun stad wel een