to
LU
O
c
co
oo
Gesloten is-ie, stil, en ruw van buiten
En altijd met het water in de weer
Gewassen is-ie hooguit uit de kluiten
Gemazeld en gepokt juist des te meer
Een hoornen huid verweerd door zand en zout
Die het door kalkaanslagen moet ontgelden
En laag voor laag voor laag is opgebouwd
Uit Grevelingenmeer en Oosterschelde
Maar worstel je je door z'n schutschild heen
Dan komt z'n weke binnenkant naar boven
Een hart dat zacht is en dat je meteen
In parelmoeren moeders doet geloven
E Van binnen is-ie tam, van buiten woester
*0 Een Zeeuw lijkt zwijgend sprekend op een oester
*3 Uit: Ikea en andere verzen (Nijgh Van Ditmar, 2008)