ha ga hier, u jij golle jullie gij, gekomen uit een kromgetrokken droom met overkant, nog zevenhonderd stappen min of meer en daar is 't stad, een plein, een schilderij, een berg vers fruit, een park dat kan bewaard, een menigte die nieuwe kleren wil, een taak die languit ligt te wachten, een nacht met ogen open, de properpoetser voor de glans (de koninklijke poort is moeten lopen naar de gillisplaats, daar staat die poort niet echt een poort te zijn, er is wel meer niet wat het is), terwijl hier u jij golle jullie gij onder de schelde bent zijn zijt, ligt alles boven als versteend op u jij golle jullie gij te wachten, het wenen op de pauzeknop en niemand raapt nog grappen op, het lachen houdt zich in om dalijk door te gaan, de stad is stil gaan staan bij wat er wringt en al die antwerpse geschoeide voeten stokken, even vraagt niemand waar vandaan, een schreeuw blijft aan een dakgoot hangen, de auto's wachten voor het rood en even gaat er niemand dood die iemand graag in leven houdt, het brood wordt even niet meer oud, de hoogste bomen weigeren de wind, een val wordt net op tijd gebroken, de prater zwijgt en vraagt zich af wat hij te zeggen denkt, het water blijft verbaasd in buizen aarzelen, de haast weet niet meer waar naartoe, maar dan als u jij golle jullie gij weer boven komen komt, boegeert het, botst het, bloeit het, vloekt het, is het toch weer later

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 66