12, een paar honderd meter lager op de heuvel. Ik moet daartoe
de 'remma', een diepe geul die Ano Toumba (Bovenheuvel),
waar ik woon, van Kato Toumba (Onderheuvel) scheidt, over
steken. Men heeft mij ooit verteld dat die geul oorspronkelijk
een tankgracht uit de Tweede Wereldoorlog is, maar gezien het
grillige verloop en de strategisch gezien volstrekt onlogische
ligging, lijkt me dat schooljongensfantasie. Ik kan rechtsom
door de Tzeliosstraat, langs de supermarkt, waar de geul zich
via een duiker voortzet onder de straat, ik kan ook linksom en
voor café Polso afdalen via een betonnen trap, een brugje over
en weer via een identieke trap naar boven. Dat is korter en
veiliger, want je hoeft maar een keer een straat vol doodrijders
over te steken. Beneden in de geul ruik ik de aarde, vanwege de
stortbui van gistermiddag. Er staat nauwelijks meer water, maar
het moet flink gestroomd hebben, want van al het afval dat
buurtbewoners, te lui om naar de vuilcontainer te lopen, in
de gracht smijten, vooral plastic flessen, blikjes en dergelijke, is
nauwelijks iets over.
Wij zijn het noodweer gisteren op wonderbaarlijke wijze ont
snapt. Ik was met papa Kostas in het bergdorp Hortiatis, om het
hemelvaren van de Maagd met een kloeke maaltijd luister bij te
zetten. Wij hadden nauwelijks besteld of het begon in de verte
te onweren. Links, rechts en achter de berg dreven donkere
wolken voorbij en voortdurend zagen wij het weerlichten en
rolde de donder op ons toe. Boven Thessaloniki deed zich een
wolkbreuk voor die de lagere delen van de stad onder water
zette en in diverse wijken de stroom liet uitvallen. Ons over
kwam echter niets. Geen druppel regen, geen windvlagen,
maar een milde temperatuur. Soms loont het met een man
Gods op stap te zijn, bedacht ik later, maar het kan evengoed
aan Marion de Hondt of Erwin Krol hebben gelegen, wie zal het
zeggen?
Bus 12 staat klaar bij de halte. Zodra ik instap volgt de chauf
feur mijn voorbeeld en vertrekken we. Alsof het afgesproken
werk is. Ik denk aan mijn reis door Suriname, begin jaren
tachtig, even voor de decembermoorden, toen je je nog met
goed fatsoen met Desi Bouterse en zijn maats kon ophouden.
Toen was het inderdaad afgesproken werk. Wij gingen naar