DUIFJE 2 Er zoemt iets naast mijn oor. Ik kan net niet zien wat. Het is een qj bij, denk ik. Het geluid van een mug is hoger en dat van een vlieg nerveuzer. Toen ik klein was, redde ik eens een bij uit een zwembad. Ik Of stond aan de kant en zag haar spartelen. Ik ging op mijn knieën zitten, maakte een kommetje van mijn handen en schepte haar uit het water. Haar vleugels plakten tegen het lijfje en ik zocht C een plek in de zon waar ze kon drogen. Op het moment dat C ik haar neerlegde in het gras en de natte vleugels voorzichtig 0^ opensperde, stak ze me. Deze bij bonst woest tegen het glas boven mijn hoofd en vliegt dadelijk weg wanneer de man het raam opendoet. Hij duwt me over tafel tot ik met mijn hoofd buiten hang. Ik zie het erf beneden. De honden die heen en weer drentelen. Afwachtend naar me opkijken. De akkers rondom. De weg, kronkelend door de velden. Er is niemand. Ver weg, veel te ver, een andere boerderij. Misschien dat er al eerder een belletje had moeten rinkelen. Toen de vrouw dat zei over panty's en lippenstift misschien. Maar ik ben een beetje traag in sommige dingen. Niets ergs, gewoon wat trager dan anderen. Ik was niet zenuwachtig toen ik in haar auto stapte. Waarom zou ik? Nieuwsgierig ja, dat wel. En blij dat ik de job had. Ik zou het goed doen. Beter dan de barman in het café waar ik soms kom. Hij zet het glas met een klap voor me neer en zegt niets tegen me. Naar andere vrouwen lacht en knipoogt hij. Hij leunt met één hand op de toog en buigt zo ver mogelijk naar voor als hij met de blonde vrouw in het rode rokje praat. Of met de Surinaamse. Ze heeft stralend witte tanden en prachtige krulletjes. fNI CM

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 22