"aJ
KJ
WO
m
O
O
O
to
to
Er waait een wind over het land
Een koude wind vol grijze kleuren
Er gaat een adem over het zand
UUl Vol van stemmen, voorbije geuren
Er klinkt een roep, van over 't water
Van verzonken dorpen, verdwenen gras
Q Er zingt een stem vanuit de baren
Een klaagzang, om wat ooit was
q* En in de verte luiden de klokken
Stijgen op uit de zilte zee
En wij vragen aan de grijze wolken
Waarom nam zij 't leven mee?
Waarom kon zij hen niet bewaren
Als kinderen aan haar golvende borst
Waarom liet ze alles varen
bedekte 't land met haar eeuwige dorst?
Stille dorpen, verdronken leven
Dat wat was, is nu niet meer
WO Maar de wind, die is gebleven
Vertelt hun verhalen, elk jaar weer.