stervende taal
opgedragen aan jan Wybenga, auteur van het klein fries dodenboek
heel vroeger was de taal een huis met fluistergordijnen een
kachel die melkwoordjes prevelde een zang van zorgzame
kieviten van gras dat zich babbelziek neervlijde onder
klappeiende koeien toen de taal nog als brugman sprak hij
werd met hooigeur en wijzang de trap opgedragen hij
sliep al snel
wanneer hoorde hij dat hij de wereld niet was, een haveloze
eerder en een honger?
zo immers was het ooit begonnen:
boten, lek als mandjes, bevoeren de diepten,
opgedreven krijgers vielen het land in - de taal
was een blinkende helm, bloed op de kling - doodden de
onverstaanbare bewoners
vochten als wilden, maar raakten
het nooit kwijt:
het vertrokken gezicht van
de vrouw, die haar dode kind wiegde
en schreeuwde, vlakbij het huilen
van wolven, door het vuur
nog op afstand
(ieder huiverde bij dat huilen, en voelde
het jachten in borst en geslacht, voelde