Een wandeling onderbreekt even het lome staccato
van een zondagmorgen - wanneer vroege voetstappen
stenen lezen en pas op de plaats maken; bij een passage
die weet heeft luistert een half woord herinnering nauw.
Stenen spreken niet tot de verbeelding, veeleer conserveren ze
wat de zee eens nam en soms weergeeft, doch alles voegt zich
tenslotte naar de onvoorwaardelijke protocollen van het getij.
Daar was het dat de lange schaduw van een zomer
alle huizen blauw schilderde en een zwaluw verdwaalde.
Daar was het dat uren dagen duurden, tot in lengten van jaren
leek het; eeuwen die bevroren in augustus - er werd geofferd
in de tempel van verwondering, een tempel om nooit te vergeten;
vergeten is de meest wrede vorm van weten.
Langs gedroomde straten eindigt een wandeling waar
de reis begint, waar valiezen zich verliezen in grenzenloze
honger naar de overtreffende trap van thuiskomen.
Langs gedroomde straten maakt haar verbeelding een omweg
en aarzelt de tijd - haar voetstappen komen later.