o c N QJ QJ «5 1^ Voor Willem Elsschot LU De dichter is hij die met de storm verkeert (Charles Baudelaire) 4-» De zee is misschien de tranentrekker onder de postkaarten die ik verzond met in de gephotoshopte branding de zich droogschuddende kwispelende hond na de jacht op een dansende kwal of de watertrappelende krab. Het woelige deinen van baar op baar is misschien, de hand in een eeuwig herbeginnen op het water slaand, een laatste gebaar naar de zeeman die met het gorgelende geluid van een golf kopje onder gaat. De vloed is voor hij die met de storm verkeert, de oude kapitein die de stramheid uit zijn spieren danst, een lucifer tussen zijn vingers opbrandt voor het heil van de matroos die op onvaste benen gaat. Immers: wie volgens het wanhoopsgeloof zijn sigaret aansteekt met een fakkel of kaars doet in effen geweld de zeeheld zijn stem verliezen tussen de lakens van zijn eigen huis. De zee is misschien voor een handvol vissers te klein, of zij is de wrange keelklank van degene die dacht alleen te zijn. Het bijgeloof wil, dat wie een sigaret aansteekt met een fakkel of kaars, een zeeman op zee doet sterven. Om het zielenheil te sparen laat men daarna best een lucifer tussen twee vingers volledig opbranden. Dit gedicht is een hedendaagse reactie op het gedicht De Zee van Willem Elsschot, geschreven naar aanleiding van een Elsschot-avond in de tijdelijke nachtclub jolly joker, Antwerpen, augustus 2010.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 57