Warrig zucht de vrouw om wat er is: niet meer de nachten die een man vol vuur voor haar verzon, maar de lakens van een witte slaap. Ze leest een blad in deinend licht, telt af en toe een schaap en ademt dieper opdat kalmte om haar dicht. Maar het duister blijft breed als de borst van die ze mist, en het bed is een boek waarin de vrouw zich keer op keer van pagina vergist.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 62