5
O
Qf
w»
Q\
VO
dié dag was het, zeker weten:
OÉ de dag dat de woede kwam
ach, wanneer, wanneer alweer?
WO
LU
woede die staccato ademt,
er niet uitraakt, klaar haar klere
keelzenuwen verscheurt,
tot bloedens, tot geen geluid meer
klinkt, weerklinkt, meer luiden kan.
dié dag,
zeg ik, dag dat de dood
als een waanzinnig rechter toeslaat,
onverwachts steeds, zij het, meer dan tijdig,
aangekondigd: bij geboorte.
dag dat trillende warmte omslaat tot
levenloze kilte, die niet alleen des 's avonds komt
maar steeds wanneer het leven vliedt, en elk
moment is goed, daarvoor, daartegen.
die dag,
dié dag zeg ik,
dag van paukenslag, van woede,
van vernietiging, neantisering.
dag die niet opnieuw tot leven komt.
dié dag,
dag des oordeels
waar niemand, niemand ooit om vroeg,
dag der woede dié dag zeg ik
herken ik, als geen andere,
als mijn dag.
want dié dag is het
als geen andere het ooit was
dat ik klaar zag in de chaos
in de gore, wilde waan
van het goddelijk bestaan.
(ongepubliceerd, tweede vers van het 13-delige heidens requiem