5 O Qf w» Q\ VO dié dag was het, zeker weten: OÉ de dag dat de woede kwam ach, wanneer, wanneer alweer? WO LU woede die staccato ademt, er niet uitraakt, klaar haar klere keelzenuwen verscheurt, tot bloedens, tot geen geluid meer klinkt, weerklinkt, meer luiden kan. dié dag, zeg ik, dag dat de dood als een waanzinnig rechter toeslaat, onverwachts steeds, zij het, meer dan tijdig, aangekondigd: bij geboorte. dag dat trillende warmte omslaat tot levenloze kilte, die niet alleen des 's avonds komt maar steeds wanneer het leven vliedt, en elk moment is goed, daarvoor, daartegen. die dag, dié dag zeg ik, dag van paukenslag, van woede, van vernietiging, neantisering. dag die niet opnieuw tot leven komt. dié dag, dag des oordeels waar niemand, niemand ooit om vroeg, dag der woede dié dag zeg ik herken ik, als geen andere, als mijn dag. want dié dag is het als geen andere het ooit was dat ik klaar zag in de chaos in de gore, wilde waan van het goddelijk bestaan. (ongepubliceerd, tweede vers van het 13-delige heidens requiem

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 69