gekke jacht op symbolen. De heksenkring. Het kruis. Het web.
Relikwieën. Een harten zeven in je zak. Noem maar op. Zoet
houdertjes. U kijkt zo ongelovig? Wat wilde Van Vlimmeren als
antwoord horen? Nee, beste man. Geen woord geloof ik ervan.
Goede en kwade geesten? Och kom. Dat zijn we zelf, maar
we ruilen onze plaats met geesten in. Ik heb renners, boksers,
tennissers, voetballers, noem maar op gekend met dergelijke
prullen op zak. Daar winnen ze mee of ze verliezen door die
zaligmakende dingen. Laat dat aan de godsdiensten over. Die
beloven je het eeuwige leven. Het kost hen niks en het bracht
een Vaticaan op met schatten en vetgemeste predikers van een
nooit bewezen waarheid. De enige waarheid is je bankrekening.
Die bepaalt wat je kunt en niet kunt. Marilou vond dat gezanik
van hem. Je gelooft in niks jij. Je moet het maar weten. Die
vent wist nu zeker dat ze zijn partner niet was. Dat merkte
je aan zijn hondensnuit. Allemaal zaten ze daar met hun
hondensnuiten naar het podium te staren. Bij iedere sprong
vlogen ze keffend op. Blaffen. Blaffen was het. Kom naast me
zitten Henk. Wat moest dat nu? Marilou lapte het hem weer.
Straks liep ze met die knar naar de toilet. Ze zou er wel wat op
vinden. Dat wist hij zeker. Ze kwam overal klaar. Nu, dan doe je
maar, murmelde hij. Nu trok ze een grimas die al haar glamour
in een klap wegveegde. Achter hen stonden mensen op om te
eisen dat de lijvige Van Vlimmeren op zijn kont terechtkwam.
Zo vertaalde hij dat. Laat ze maar smoezen. De afrekening
moest nog uitgepraat worden in Brussel. Franky Frielans hou je
best niet voor de gek.
Het gebeurde eindelijk. Daar was hij dan. Plots als een ver
schijning. Arlequino. Klassieker kon niet. De ouderwetse witte
man in een postmodern circus. En bovendien met een wit
poedeltje. Ook al zo oude-tanteachtig. Hij had toch ook een
poedeltje gehad. Net zo gaaf wit. Het zat hem nog steeds dwars.
Je vergeet omdat je beelden bannen wilt, maar geef toe ze
blijven in je web hangen. Deze Harlekijn, was het mogelijk? -
nee, dat moest hij even kwijt. Je gelooft me of je gelooft me
niet, maar ik weet niet hoe ik het vertellen moet zonder op een
idioot te lijken. Van Vlimmeren liet zijn kinnebakken zakken.
Zo zag je zijn gele tanden. Uitgerookt. Deze Harlekijn, zeggen
we die vent ginder op het podium, die heb ik nu al minstens