OVER HET PLEZIER VAN AUTORIJDEN Parmantig staat hij daar. Klein van stuk maar breed op de wielen, haveloos als een brutale zigeunerjongen, de motorkap 3 vol bruine roestpuistjes. Je stapt in; neemt plaats achter het stuur; draait de sleutel om in het contact. In het verborgene, gj het heilige der heiligen onder de motorkap voltrekt zich het (3 wonder: de bougies slaan vonken; een snelle opeenvolging van ontploffingen in de cilinders laat de zuigers stijgen dalen; hoestende wolken uit je uitlaat verkondigen de presentie van de Beweger. Je schakelt. Geeft gas. De wielen rollen. Je rijdt. -Q Gromgrauw, trouwe motor, snor maar, tijger van metaal! Hoor die heerlijke muziek van grint onder je banden als je slippend de uitrit afdraait! Door het open raampje komt de geur van versgemaaid gras, het haar van het meisje naast je danst in de wind. De lanen zijn een groen-gouden tunnel, het wegdek een gespikkeld pantervel. Freude, schoner Götterfunken! Maar het plezier van autorijden kent vele vormen. Er zijn de stille ritten over winterwegen, als de verwarming de geur van vissoep verspreidt (maar goede vissoep). Late zonnestralen maken gouden waaiers tussen de stammen van dichte kille sparrenbossen, en in de achteruitkijkspiegel is het asfalt een verblindende rivier van licht. Er is het rijden in de regen, als de ruitenwissers kreunend over je voorruit vegen en het opspattend water van de plassen met omfloerste trommelslag tegen je chassis slaat. En de eenzame snelwegen van de nacht - lege rijbanen in oranje straatlantaarnlicht, verlaten benzinepompen. De nachtelijke provinciewegen die zich als donkere tunnels door de bossen slingeren, met tegenliggers die opdoemen in

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 14