E o wn De onverstoorbare loopt door de op drift en oud zeer bewegende straten van de stad: mensen, stank, ijzer houdende geluiden van verkeer, schrale muziek hier en daar. Hij wisselt lenig van kleur bij elk oversteken, neemt de tram en leest de stad door de met hunkering en woede bekraste ruiten. Talen van de wereld lopen op muilen over hem heen. Hij houdt zich aan de zing zang van zijn dag en ademen en overal buiten. Door de warme voorhang loopt hij een warenhuis binnen, voorbij aan de spitse werkelijkheid van de dames van parfum, de angstvallig gelijk oplopende horloges, koopt zwarte sokken voor de winter. Bij de uitgang luistert hij minuten naar de met zijn dunne repertoire verkleefde violist en later onderweg helpt hij een over zijn eigen breedbeeld gestruikelde junk overeind. Bedienden in hun middagpauze kijken toe. Thuis keert hij dit korte voorval om en om, merkt hoe het al snel verdwijnt, pakt zijn cryptogram op bij waar hij was gebleven, schuift de hele wandeling intussen over de \j rand van de tafel, wacht even tot hij iets hoort vallen. a- QJ

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 16